Welkom in 1424, we zijn aan het eind van de Middeleeuwen en het is jaarmarkt in de stad. Alleen, er is geen kat te zien. Alle potentiële kopers die op weg zijn naar de stad worden in de omliggende bossen brutaal overvallen. Er is een roofridder actief…
In de lokale taverne “Chez Albert” gaat het ook niet goed. De waard heeft een vat op zijn voet gekregen en zijn been wordt helemaal zwart. Waardin Alberina en dochter Brunhilde proberen de boel draaiende te houden. Maar dat valt niet mee, zonder inkomsten. Ridder Roland, een rijke ridder die net buiten de stad woont, heeft zijn oog laten vallen op Brunhilde. Maar de liefde is niet echt wederzijds.
Bakkersvrouw Mina heeft andere zorgen. Ze heeft sinds enkele dagen serieus last van tandpijn. Gelukkig kan ze de pijn nog net genoeg verdragen om stevig te kunnen roddelen met haar collega-verkoopsters vrouw Snoek en vrouw Plofkip.
Zotte Charlotte zit anders altijd te bedelen net buiten de stadspoort. Maar tijdens de jaarmarkt mag iedereen de stad binnen. Sluwe Germ is ook in de stad, een onguur type, waar je voor moet uitkijken.
Het verhaal begint, wanneer Koerd, een jonker die op weg is naar de stad, overvallen wordt door Ridder Roland, alias de Roofridder, en zijn handlangers. Koerd is de eerste die weet te ontsnappen aan de boeven. Hij kan de stad bereiken, maar is zwaargewond.
Wie vangt de zwaargewonde Koerd op? Wie weet de Roofridder de ontmaskeren? Welke rol speelt Sluwe Germ? Is zotte Charlotte echt zo zot als ze zich voordoet? Wat gebeurt er met Pietje Koopman, zijn vrouw en schoonmoeder die op weg zijn naar de stad?